Taal is een belangrijke manier om ons te uiten en woorden geven helpt vaak om te begrijpen. Gedichten doe dat op een eigen manier. Woorden van de dichter kunnen je raken en jou aanspreken verwoorden wat er in je omgaat.
Hieronder een selectie van gedichten die elk op hun eigen wijze raken aan belangrijke levensthema’s.
Een goed gedicht is als een mooie droom, het trekt je binnen en je merkt het nauwelijks; Het draagt je moeiteloos door ruimte en tijd, je kijkt en drinkt in het zicht van de vergetelheid, en alsof je in je slaap had uitgerust, word je verfrist van het heldere getij.
Emanuel Geibel Duits dichter1815-1884
Niets tweemaal
Niets gebeurt tweemaal en niets
zal tweemaal gebeuren. Geboren
zonder kundigheden, sterven we
dus als onervaren senioren.
Wislawa Szymborska (1923-2012)
Uit: Niets tweemaal
Ik sta aan de overkant Ik sta aan de overkant van een stroom de stroom van jouw verdriet jouw eenzaamheid ik wil je bereiken maar vind de woorden niet vind de gebaren niet ik sta daar aan de overkant tegenover jou
kon ik met je meehuilen ik vind de tranen niet
niet diep genoeg kan ik voelen wat je voelt
Het enige wat ik koppig doe
ik blijf ik sta ik wacht ik kijk
Marina San Giorgi (1944-1993)
Je voelt je soms zo gespannen Als een zware wolk die je bij je draagt Je duwt hem weg Maar daar is ‘ie weer Hij blijft maar al te graag Angst om in de knoop te raken Angst al voordat er echt iets is
De wolk wil ervoor zorgen Dat je de kleine dingen mist Nou kom dan maar, wolk Zoek een fijn plekje uit Ik verwelkom je in mijn hele lijf En zo demp ik jouw geluid
Onzekerheid is te vergelijken Met schaatsen op dun ijs Je doet je best om niet te vallen Maar of het lukt dat moet nog blijken
Of als lopen over een oude brug Die wiebelt aan alle kanten Mist wat planken in het midden Maar er is geen weg meer terug
Zoals varen over een woeste zee Als het onverwachts gaat stormen En je je vastklampt aan de zeilen Maar de golven nemen je mee
Het is gewoon een heel naar beest Wat steeds maar komt vervelen Hoe hard je het ook wegduwt Zo voelt het nog het meest
Abel & Cato
Zee Ik wil alleen zijn met de zee, ik wil alleen zijn met het strand, ik wil mijn ziel wat laten varen, niet mijn lijf en mijn verstand.
Ik wil gewoon een beetje dromen rond de dingen die ik voel en de zee, ik weet het zeker, dat ze weet wat ik bedoel.
Ik wil alleen zijn met de golven, ‘k wil alleen zijn met de lucht, Ik wil luist’ren naar mijn adem, ik wil luist’ren naar mijn zucht. Ik wil luist’ren naar mijn zwijgen, daarna zal ik verder gaan
en de zee, ik weet het zeker, zal mijn zwijgen wel verstaan.
Toon Hermans (1916-2000)
Pirouette
Gedachteloos hangt het dorp achterover tegen de leuning van de besneeuwde helling, bruinvette rook als laaghangende mist in het dal
verlaten nest onder overkapping van de smidse – zwaluwen vertrokken – in de verte jankt een wolf smeedhamer overstemt met onvervalste klappen
slagersmeid in haar portiek staat verveeld te roken ze kijkt naar drie door de sneeuw ploeterende donkerbruine bontmutsen boven droeve ogen, rode neuzen harmonica’s hangend aan bolronde buiken
één vraagt haar ten dans – de polka weerklinkt – vrolijk draaien ze een pirouette in de kraakverse sneeuw.
Méland Langeveld Uit: Zijwaarts springen
Nachtlichtjes Mijn moed ligt diep gezonken als een wrak op de bodem van de zee in duisternis gehuld kan er niet meer bij
zoekend naar een ijkpunt vanwaar kan ik takelen? tastend in het duister wroetend in troebel water
trekken en sjorren ‘kom op nou’ maar duister volhardt in tegendruk
kan niet meer moet nu opgeven – of is het loslaten – duisternis wint zie je wel
het wordt stil ik zweef en vrees de duisterste duisternis het is voorbij
…..
vanuit de verte – of komt het van dichtbij – vanuit de diepte – of komt het van boven – van buitenaf – of komt het van binnenuit – sprookjesachtig blauw duisternis wijkt en gaat voorbij
zwermen nachtlichtjes*) wijzen onverwacht doorheen de duisternis een weg terug
Annemarie den Blanken (1960)
*) Zeevonkjes ofwel: nachtlichtjes zijn algen, die zelf licht produceren. Door een chemische reactie tussen het molecuul luciferine en het enzym luciferase, samen met water en zuurstof komt energie vrij in de vorm van licht.
Ik laat los
Dat pad dat ik tot gisteren nam vandaag neem ik het niet Ik ga op zoek naar nieuwe wegen dwars door nog onbekend gebied
Ik weet niet waar het me zal brengen en het wordt vast een zware tocht Maar ik weet dat ik blijf zoeken tot ik vind waar ik naar zocht
In mijn rugzak zit angst maar ik baan het pad Mijn angst heeft al veel te lang de vrije hand gehad
Naast angst draag ik moed overtuiging, verlangen een rotsvast vertrouwen Ik blijf in mijn angst niet hangen
Vandaag loop ik dapper aan de bekende weg voorbij en al kom ik mezelf tegen ik laat los ik ben vrij
Brievenbusgeluk
Stilstaand dansen
Tranende mist zwalkt over ijzige grond, een dralende echo laat de vroege ochtend in een vergetele lach glimmen
het is de stilte die de ochtend slaat in wind die overgaat in een stilstaande dans
bomen in onschuld belegd met fris gewassen sneeuw, in de illusie van ’t ochtendgloren staart ze me aan als een introverte beuk
laat ze zich plots voorover vallen een vlaag poeder dwarrelt als gestampte muisjes op de onbesmeerde boterham
de slenk die ze trekt is immens wijd vlakt haar uit in schamele grijstinten.
Méland Langeveld Uit: Zijwaarts springen
Winter
De sterren wintertintelen
en de maan
doorschijnt de melkwegnacht.
Het kraakt van sneeuw op de aarde
waar ik ga,
een nieteling, een adem wit,
een ademdamp van liefde en poëzie.
Ida Gerhardt uit: De Hovenier Van Gorcum, Assen 1961
IJsvogel
blauw en oranje water en vuur flitsende schoonheid van oever naar oever
groenblauwe veertjes als edelstenen van turkoois kleine heldere vlam gouden gloed van de zon
stromend kristalhelder sprankelend water overhangende tak snel en trefzeker
Lopend Dansend Struikelend Maakte ik mijn spoor Hinkend Springend Strompelend Liep ik jaren door Vlinderend Fladderend Vliegend Leef ik Door te raken Herinnering En bloemen Blijvend Sporen maken
Karin van den Heuvel
Het is een soort niets dat ik zoek. Wat je overhoudt als je uit de kom van je beide handen hebt willen drinken: je beide handen. Geuren lanterfanten door de tuin. Ik heb een ligstoel onder me waarin ik zo laag als ik maar
in mezelf kan liggen, op mijn rug, het onderste wat ik heb, lig. Hoe is dit liggen? Zoals je een cognac afmeet door het glas horizontaal te leggen zo is dit liggen, ik heb niet veel van mezelf nodig om vol te zijn, wat ik nodig heb is vooral: weinig.
Herman de Coninck (1944-1997) Vlaams dichter
Hoop
Schrik niet van de berg
die je nu nog voor je ziet.
Denk aan de top,
die al een sprankje hoop biedt.
Vertrouw op jouw benen,
zie ook je eigen kracht.
Die zal je verder brengen
dan je ooit had gedacht.
Vaker Vrolijk
Los vast staat tot hier kan ik vast staat ik heb geen idee vast staat dat werkt niet vast staat heel leuk maar nee
tot je los durft en kijkt echt kijkt en dan duikt het harnas af de ballast neer de adem en de diepte in
tot je los en begint te pogen te wagen bijna bloot te bevragen
en na een tijdje kom je boven boven water boven wat was boven jezelf boven wat vast
Merel Morre
Dankbaarheid elke dag minstens één keer waarop ik bewust stil sta bij de dingen die er toe doen en de mensen die me dierbaar zijn
Eén moment dat is mijn streven zo wordt dankbaar zijn
een manier van leven
Tanja Helderman
De cirkel van het leven Een zuchtje wind streelt heel zacht de boom in al zijn najaarspracht. Dan laat hij stil zijn tooisel los, staat in zijn kracht en voedt het bos.
Caroline Duisings (1975) Straatpoëzie in Doenrade
Gesneuveld Gevallen bladeren dolen op de maalstroom mee totdat de wind ze onverwacht in tegengestelde richting ordent
sommige karig en bekommerd andere onschuldig groen als verse bladspinazie zich welhaast onaangetast door het leven heen gevreten
in dit kille water wachten ze alle hun lot af met de bodem als voorland waar ze tevergeefs wegteren aan ieders oog onttrokken.
Méland Langeveld Uit: Zijwaarts springen
Verwachting
Ik dacht: ik haal het uit de boeken.
Ik dacht: ik vecht me vrij.
Ik dacht dat ik het ver moest zoeken,
waarschijnlijk ligt het heel dichtbij.
Ik dacht: ik moet mijn vuisten ballen.
Iemand zei: open je hand.
Ik was bang om door de mand te vallen.
Iemand zei: er is geen mand.
Freek de Jonge (1944)
Met elke golf
Ik wandel langs het leven heen
verzacht van aard, maar nooit verlost
van het verleden, want hoe bemost
een steen ook is, het blijft een steen.
Zo staat het hier in mij geschreven
met ouder worden zelfs gegrift
de duinen, zand, de zee, de drift
die overging, in overleven
in vasthouden aan wie jij was
voor mij dan toch, en aan de sporen
die jij voor mij hier in een mist
van twijfels liet, met elke pas
met elke stap word jij herboren
met elke golf weer uitgewist
Bert Deben
Verzet Verzet begint niet met grote woorden maar met kleine daden
zoals storm met zacht geritsel in de tuin
of de kat die de kolder in z’n kop krijgt
zoals brede rivieren met een kleine bron verscholen in het woud
zoals een vuurzee met dezelfde lucifer die de sigaret aansteekt
zoals liefde met een blik een aanraking iets dat je opvalt in een stem
jezelf een vraag stellen daarmee begint verzet
en dan die vraag aan een ander stellen.
Remco Campert (1929-2022)
Terug naar jezelf
Laat mij verzachten
als ik verhard.
Laat mij luisteren
als ik teveel spreek.
Tevoorschijn komen
als ik mij verstop.
Oordeelloos zijn
als ik in verwijten schiet.
Mijn waarheid zeggen
als ik mij aanpas.
Langzaam worden
als ik gejaagd ben.
Laat mij steeds meer
mijzelf vinden
als ik de ander zoek.
Onbekend
En het was op die leeftijd…
de poëzie was naar me op zoek
ik schreef de eerste vage regel neer,
vaag, onvast, pure nonsens,
pure wijsheid van wie niets weet
en ineens zag ik de hemel
opengaan en zich mededelen –
Pablo Neruda (1904-1973)
Ik aap het licht na en het lukt mij niet. Ik blijf zo donker als een zwarte hoed. Het licht loopt anders en heeft dat verschiet. Waar ik wel zonder leven moet. Ik ben te traag, maar als ik kon, Liep ‘k ook met zeven bloemen in het witte haar. Toch ben ik snel en toch ben ik van zon. Er is iets in mij minstens even wonderbaar.
Pierre Kemp (1886-1967)
Zomers Getint oranje zoemt in mijn ogen doorkruist slapend de fruitige stilte
zwoel gras glijdt van me af als waterdruppels langs koud glas
schuchter blikkend om de hoek nipt de zon me windtunnelstrak aan
richt de dag zich op in wolkloos blauw
een vlaag mist dampt op van lauwwarme grond trilt lucht zomers
het is de warmte die me aan haar doet laven druk haar stevig tegen me aan
kon ze maar voor altijd bij me zijn.
Méland Langeveld Uit: Zijwaarts springen
Vindplaats soms kom je aan op plekken
waar je nooit meer wilt vertrekken
’t is net alsof je kennismaakt
met iets dat je was kwijtgeraakt
#taaltriggert
Onzekerheid
De spanning in mijn lijf is niet te verdragen Ik wil weten waar ik aan toe ben Ik zit met zo veel vragen
Maar ik krijg geen antwoord Mijn gedachten overheersen Ieder scenario speel ik af Ik laat ze me beheersen
Het hart klopt in mijn keel Mijn ademhaling versnelt Maar ik kom hier doorheen Dat is het enige wat telt
Er is nog zomer genoeg wat zou het loodzwaar tillen zijn, wat een gezwoeg als iedereen niet iedereen terwille was als iedereen niet iedereen op handen droeg.
Judith Herzberg (1934) dichteres en toneelschrijfster
Kunst
Wat we willen: Momenten Van helderheid Of beter nog: van grote Klaarheid
Schaars zijn de momenten En ook nog goed verborgen Zoeken heeft dus Nauwelijks zin, maar Vinden wel.
Martin Bril (1959-2009) columnist, schrijver en dichter
Bevestiging
Vandaag me enkele uren verdiept in de wijsheid van Boeddha en de gouden verzen van Ceslaw Milosz.
Niet veel nieuws geleerd.
Van mijn eigen nietigheid en de vergankelijkheid van alles was ik mij allang bewust.
En dat de geschiedenis van de mensheid één lange horrorstory is, maar er gelukkig ook poëzie en religie is.
Ik wist het.
Toch was het prettig om één en ander nog eens in betrouwbare bronnen bevestigd te zien.
Leo Mesman
Doe mij maar simpel
Doe mij maar zacht
Doe mij maar klein
Ik wilde het ooit groots
Ik wilde passie en vuurwerk
Maar nu wil ik gewoon veilig zijn
Elmay Claassen
‘Als ik kijk naar de sterren.’ (Psalm 8,4)
Hoger dan regenbogen en brozer dan rozen hangen er sterren over de nacht.
Plots is er een die lacht van ver, zo ver, en maakt mij zacht. En ik wacht.
Jos Van den Broeck SJ (1922-2003)
Ik trok vandaag de zon aan als een deken om mij heen als een jas, een mooie gele en ik straalde en ik scheen
Ik toverde een lach tevoorschijn mijn wangen werden roze rood ik trok vandaag de zon aan en er verscheen een lach zo groot
De zon verdreef de boze buien ze joeg weg de wolkenbui Ik kon de wereld aan vandaag want ik droeg de zon in mijn trui
Woordkunsten
Staren, staren
naar het water
meeuwen krijsen
af en aan.
Zomer, zomers
geluksmoment
dat nog uren
door mag gaan.
Peet
Zomer
Het land is warm.
De weg is wit.
Het duin is leeg.
De zee is stil.
De zon is grijs.
De dag is heel.
Gerrit Krol (1934-2013)
Oh, kon ik je maar de zon geven
met al haar warmte en licht
Oh, kon ik maar
een heel klein beetje
glans op jouw gezicht
laten schijnen
door voor eventjes
een licht te zijn
dan zou ik jou
hoe kort dan ook
bevrijden van de pijn
@Taallent/Cor Verkade
Hallo zon
en hallo dag zullen we samen stralen
beginnen met een lach zullen we beleven
verwonderen gewoon dankbaar zijn
genieten van momenten groot of best wel klein
Jip
Hoe kostbaar is een kwetsbaar mens
Verraadt ons aller angst zich niet
In wie het leven weerloos liet?
De glasglans stemt de blazer mild.
De kaarsvlam vormt de hand tot schild.
De krokus wijst beton zijn grens.
Hoe kostbaar is een kwetsbaar mens.
Okke Jager(1928-1992)
Onnavolgbaar Rafelend licht weerkaatst de handen als ribfluweel ligt de huid in banen gedrapeerd scheef hangt ze aan tafel haar handen stuurloos voor zich uitgestrekt handen die teveel verstouwden bij werk zonder woorden
nu zoeken die handen naarstig naar woorden wat eruit rolt is ongrijpbaar anders alsof die hardwerkende handen voor het verkeerde beroep zijn gemaakt geen zinnig gesprek valt er met mijn moeder te voeren
ik schuif maar weer een hap bij haar naar binnen wacht geduldig op betere tijden want heel soms pakken die doorwrochte handen de juiste woorden uit de doos met letters en begrijpen wij elkaar.
Méland Langeveld Uit: Zijwaarts springen
twee zachte takken
gebarend in de zomerwind
soms naderen ze elkaar
dan wijken ze weer terug
en naderen weer
tot raken komt het niet.
J.C. van Schagen (1891-1985)
Kwetsbaar Kwetsbaar ben ik Maar niet breekbaar Dat heb ik al wel laten zien Ik ben kapot Maar niet gebroken Gevallen ben ik Maar ook weer opgestaan Tegenslag maakte mij sterker Fouten leerden mij het leven Door de liefde te omarmen Ontmoette ik gemis Kwetsbaar ben ik Maar niet breekbaar Het is juist mijn kwetsbaarheid Die mij zo sterk maakt.
Brievenbusgeluk
Dagdroom Ik blaas een beetje hoop En ik wapper wat vertrouwen
Voor jou schud ik moeiteloos Het mooiste uit mijn mouwen
Dat pak ik in en stuur ik jou Ik sein je moed en kracht
Ik dagdroom jou de sterren En de zon die naar je lacht.
Liefsvanlauren.nl
Ik wil een woord, dat toovren kan
En tovert dat je bij mij bent
En me omhelst, mij, dunne maan.
Ik roep je en je komt maar niet!
Want woorden woorden woorden toovren niet.
Vasalis(1909-1998)
Uit: Vergezichten en gezichten
Lentewind
Lijn 3 knerpt de bocht door zeilt onderlangs het open raam, blijmoedig fluit de merel (m) op een in onbruik geraakte arm van een tv-antenne, pleingeluiden dolen af naar een wolkeloze dag
vandaag oogt het plein als een volleerde jongleur, op zomerhoogte gespelde jurken fladderen in de vroege wind, kastanjeknoppen knappen ongevraagd uit hun basten
vandaag voelt als de geboorte van mijn eerste kwetsbaar huilend bij het wassen in de kuip, haar lege hoofd zonder gedachten enkel groeien als het voorjaar.
Méland Langeveld
Uit: Zijwaarts springen
In jouw gezicht zie ik de winter maar ik wéét dat daar onder ook de zomer ligt
ook al geloof jij dat er niets meer in jou zit dan alleen de herfst het gaat ooit voorbij
omdat de lente haar eerste zaadjes al heeft geplant
ik zie je groeien en wacht tot ik mag zien hoe je gaat bloeien
Ingrid Kooij
Het feest van de lente
Alles lijkt nog zo dood, maar dat duurt nog maar even Dan komt alles wat dood leek weer langzaam tot leven
Beschut voor de koude, de sneeuw en de wind Diep weggestopt, in het donker, is waar het nieuwe leven begint
Wanneer de eerste zonnestralen de knoppen omarmen En de warmte en het licht het jonge leven verwarmen
Zullen langzaam de jonge knoppen gaan ontluiken En de warmte en licht als voeding gebruiken
Jong leven zal de aarde met hun speelsheid verblijden Plots lijken oneindige sombere en donkere tijd
Ineens te verdwijnen, alsof er een wonder is verricht Dat lieve mensen is de kracht van het licht
Zo is het ook in ons aards bestaan Vreugde en vrijheid zullen in het donker ontstaan
Zie het als een rustperiode in jouw leven Dan zal de zon, de warmte en het licht je voeding geven
Die je nodig zult hebben om te ontluiken, om te groeien Je bent als een rozenknop die in al zijn schoonheid zal bloeien.
Onbekend
Een merel
Er is iets in de zang van een merel het is voorjaar, je wordt wakker
je ligt te denken in de nacht het raam staat open – er is iets
waarvan die vogel zingt en je denkt aan wat je moet opgeven
er is iets in je dat leeg is en het stroomt vol met het zingen van de merel.
Rutger Kopland (1934-2012)
Zodra de lente
komt weet ik
dat het beter
gaat omdat de kou
naast de lucht
ook mijn lijf en geest
verlaat.
Quin Kempees
Daar, in de kilte van de morgen is er een woord dat je omarmt: ‘Vrees niet’. Het komt je tegemoet in haast nog onbreekbaar licht.
Vertrouw. Er is meer dan je ziet. Een weergaloos gedicht van duizendvoudig leven.
Kris Gelaude (1943)
Oogopslag
Zoals een vogel op zijn eerste vlucht
de wijdte van de lucht al kent
maar niet de plek van landen
zo wisten wij.
Huub Oosterhuis (1933)
Samenvallen
Stond laatst tegen een plataan te hangen en voelde een intens verlangen één te zijn, samen te vallen met alles.
Alles? Nou ja, je snapt dat die klier van groep 4 niet in alles past….
Ik bedoel: gesteund door die reus keek ik omhoog. Een keus aan kleur, een geel, goud, oranje, rood takkenwoud waarin ik heel even werd opgetild.
Toen ging de bel.
Ymkje Swart
Mijn wit plafond en ik,
wij ontwaken weer tezamen.
Het bedmetaal en ik,
Wij scheiden minnaars van elkaar.
‘k Heb niemand nodig. Kijk,
Hoe ik de theekop stevig kus.
Ik wijdopen dode ramen
En je geur is buitenlucht.
Ramsey Nasr (1974)
Nu Soms denk ik over het leven soms denk ik over de toekomst, soms denk ik over toen, maar meestal denk ik over nu.
Ik geniet van nu, ik waardeer nu, maar nu is niet altijd even makkelijk.
Soms lijkt het alsof de zon nooit meer gaat schijnen en de wolken maar niet verdwijnen.
Totdat ik dat straaltje voel, dat ene straaltje, een straaltje van warmte branden op mijn rug.
Het donker verkleint, het licht schijnt en een gloed omheind.
Op die momenten ben ik blij met nu, geniet van nu en geloof in nu.
Winter. Je ziet weer bomen door het bos, en dit licht is geen licht, maar inzicht: er is niets nieuws onder de zon.
En toch is ook de nacht niet uitzichtloos, zolang er sneeuw ligt is het nooit volledig duister, nee, er is klaarte van een soort geloof dat het nooit helemaal donker wordt.
Zolang er sneeuw is, is er hoop.
Herman de Coninck (1944-1997)
Laat licht
Het wordt al dunner in de lucht en ijler, korter licht, lagere zon, en langzaam komt het naderbij, het blauwe licht van niet meer bang te hoeven zijn.
Wij kunnen schuilen in eenvoudigheid, in volheid en warmte van de winter, het overschatten moe en dichterbij wanneer de zon is uitgegloeid.
Chris. J. van Geel (1917-1974)
Winterbos
De bomen staan te slapen
met sneeuwpantoffels aan.
Ze dragen witte mouwen
die glimmen in de zon,
die glanzen in de maan.
Diep in hun koude hout
ligt lente opgevouwen.
Daar worden in hun dromen
de jaren doorgebladerd
die komen en die gaan.
Judy Elfferich (1957)
Kleine stemmen
Sneeuw is regen die het koud heeft, druppels met een jasje aan. Is miljoenen witte zoenen. Is kleine stemmen achter de ruiten: Kom. Kom mee naar buiten.
Gil vander Heyden (1937)
Grijs is niet altijd negatief,
het helpt soms juist misschien,
in contrast en perspectief
andere kleuren beter zien.
Martin Gijzemijter (1979)
Zwijgende man
Wie wat wil zeggen heeft winter nodig kale takken zonder blad
Spoor van vogels niet hun fluiten water ongenaakbaar hard en glad
Wie dat wil heeft in zijn ogen iets gespaard dat kijken heet
Wie dat kan weet in zijn zwijgen wat hij zegt het best bewaard
Bernlef (1937-2012)
Nooit heb ik het warm gekregen,
door te piekeren over kou.
Met een muts op daarentegen
zijn mijn oren minder blauw.
Martin Gijzemijter (1979)
Bijna ongemerkt vloeit lente over in zomer van herfst naar winter. Bijna ongemerkt maar immer exact als de tijd daar rijp voor is.
Onbekend
Ik leef
‘Ik leef’, zei ik, ‘ik leef en ik hoorde dat ik het zei maar plots’ling dacht ik: ‘Neen, niet ik maar er leeft ‘iets’ in mij…’. het is dat wonderbaarlijk ‘iets’ dat zorgt dat ik besta en ik? nou ja, ik ben er wel maar ach… ik kom en ga want als mijn ‘tikje’ niet meer slaat dan staat mijn ‘ikje’ stop maar het grote ‘iets’ dat blijft en blijft het ‘iets’ dat houdt niet op en of ik zing of fluit of fiets rechtop zit in mijn bed ik voel van binnen steeds dat ‘iets’ mij in beweging zet.
Toon Hermans (1916-2000)
In gedachten In een kleurig herfstbos stond ik stil en wachtte. Een bladje valt op het mos, onderbreekt mijn gedachten.
Ik zie de gouden kleuren en een web van ragfijn draad. Verwonderd kijk ik ernaar terwijl ik daar zo stilletjes sta.
Ik laat het mooiste boven komen en raak het voorzichtig aan. Zo zou het dan, in mijn dromen voor eeuwig moeten blijven bestaan.
Els Heldens
Herfst
Tijd van loslaten
wat niet meer past
als bladeren
Verdord bruin met broze nerven
je laat ze achter
omdat dat zoveel lichter maakt
Diep oranje, geel en rood
een palet aan warme herinneringen
waarvan je met weemoed afscheid neemt
Wat rest een stevige stam
diepgeworteld
storm en regen trotserend
Een wereld aan nieuwe seizoenen
aan je voeten
Same Geek
Verdrietig kind,
Verdrietig gedicht
Ik ben de herfst Ik ben de regen Ik ben de storm.
Zoek mij maar op, ik sta in alle gedichten.
Houd mij maar vast, ik heb het koud en ik ben moe,
en nog zoveel bladeren overal.
Toon Tellegen (1941)
Stem van de herfstregen
Wees niet bevreesd wanneer de vlagen gaan
rondom uw huis – het is uw aards verblijf.
Wees niet bevreesd als ziekte u komt slaan –
Uw lichaam was altijd een aards verblijf.
Zonder bekommernis laat u ontgaan
roem, eer en staat, zij zijn een aards bedrijf.
Maar wees bevreesd wanneer de tranen gaan,
de bevende, om wat is aangedaan
door u.
De liefde is uw eeuwig verblijf.
Ida Gerhardt (1905-1997)
In de herfst
Hol en leeg van verlangen
en de gele amber en bomen
de groene en barnstenen stammen.
Het licht hangt stil in de blaren.
Mijn hart is te veel geopend,
te veel in het licht gevangen
in de wolken lichte gevaren…
Een pijndoend, schrijnend dromen
weg van mijzelf te komen.
En eigenlijk zo wanhopend.
M. Vasalis (1909-1998) Uit: Parken en Woestijnen
Soms, een enkele keer,
met heel veel moeite en voornamelijk toevallig,
lukt het iemand
om met beide armen zijn verdriet te omvatten.
Hij tilt het op
Laat de deur niet op slot zijn nu…
Hij duwt hem open met zijn knie
en loopt met grote breedsporige passen naar buiten.
Kijk uit! roept hij
want het verdriet is zo groot dat hij er niet overheen kan kijken,
en doorzichtig is het nooit.
Ver weg, in een sloot of op een drassige plek
onder populieren
of achter een scheve schutting tussen autobanden,
speelgoed, resten van een vuur,
gooit hij het neer
en fluitend loopt hij naar huis.
Toon Tellegen (1941)
Eigen weg
Laat mij nou mijn eigen weg maar gaan Ook al zijn er heel wat beet’re wegen Door het dal of door het gebergte gaan Met de wind mee of met de wind tegen Op blote voeten of met schoenen aan Langs de rivier of er doorheen Stroomopwaarts zal ik moeten gaan Samen met jou of weer alleen En ook al weet ik echt niet Waarheen vandaag mijn weg zal gaan En waarom ik deze heb genomen Maar als ik een kathedraal zie staan Moet ik in de klokkentoren komen Laat mij nou mijn weg maar gaan Ook al zijn er heel wat beet’re wegen Jagend achter de liefde aan En God wie weet kom ik jou tegen.
Liselore Gerritsen (1937-2020)
Wij weten nooit hoe hoog wij zijn tot men ons vraagt te staan. En als het zo is voorbestemd raakt ons formaat de hemel aan –
De heldenmoed door ons verhaald zou niets bijzonders zijn als wij niet voorover bogen uit angst een vorst te zijn.
Emily Dickinson (1830-1886)
Ziekenbezoek
Mijn vader had een lang uur zitten zwijgen bij mijn bed. Toen hij zijn hoed had opgezet zei ik, nou, dit gesprek is makkelijk te resumeren.
Nee, zei hij, nee toch niet, je moet het maar eens proberen.
Judith Herzberg (1934)
O, ik weet het niet
O ik weet het niet, maar besta, wees mooi.
zeg: kijk een vogel en leer me de vogel zien.
zeg: het leven is een brood om in te bijten en de appels zien rood van plezier, en nog, en nog, zeg iets.
leer me huilen, en als ik huil leer me zeggen: het is niets.
Herman de Coninck (1944-1997)
Het is hoe je zomer in je hoofd krijgt je trekt je terug om rust te vinden een kloostertuin waar contemplatie tussen stenen voor het oprapen ligt je legt je hoofd op een verweerde kei laat het waaien aan zuiden wind hij verdrijft duistere gedachten als pluisjes van de paardenbloem je vangt ze in je hand dompelt ze onder in koud water hoe dan het licht zich schikt van nachtzwart.
Frans Terken (1949)
Broos
Vandaag oogt ze sterflijker dan ooit zittend op haar rollator in het kind verdwaald hangen haar fragiele voetjes net niet tot aan de grond vandaag drapeert verwarring haar geheugen haar wandelkaart sluit niet langer aan op de paden die ze zichzelf toevertrouwde vandaag voert de nacht haar naar de overkant diepgevroren wolken sluieren de maan zoet kijkt ze me nog even aan.
Méland Langeveld
Uit: Zijwaarts springen
Meer
Er is vandaag weer veel meer dan er is, maar wat het is, ik kan het je niet zeggen. Er is geen uitleg voor, niets dan dit inzicht in een temeer, een oeroud veel teveel. Zie ik het niet, ik zie het als tekort en houdt het op, ik voel het als gemis. Meer weet ik niet, meer kan ik je niet zeggen. En die het weten, die vertrouw ik niet.
Richard Schuagt (1928-1988)
Je mag zijn zoals je bent
om te worden wie je bent,
maar nog niet kunt zijn;
en je mag het worden
op jouw manier
en in jouw tijd.
Anna A. Terruwe (1911-2004)
Uit steen
Je hebt steen in je handen houwt er een vogel uit blaast adem die het lijfje bolt zo verlost valt en valt hij tuimelt in een vlucht naar beneden proeft het bloed in zijn veren wiekt dan op cirkelt omhoog verkent de nacht de opwaartse warmte een zich wijder openend uitspansel scheert langs boom en rots de lokroep van nest en nageslacht het krijsen die kreet uit de leegte van steeds verder weg geschreeuwd alsof een woord gezocht voor wat je van leven geleerd uit de sluimer tilt een silhouet een heugenis die schaduw pijnigt het hoofd het breken van steen in leesbare tekens een vraag naar bestemming de lijn waarlangs hij landen kan.